Hoe maak ik de juiste keuze voor vlamboogbestendige PBM’s?
Vaak is de conclusie na een risico-inventarisatie en – evaluatie dat het voor een aantal (hoofd)verdelers niet mogelijk is om het vlamboogrisico voldoende te beperken met technische of administratieve oplossingen. Met andere woorden, tijdens bepaalde werkzaamheden is mogelijke blootstelling aan vlambogen onvermijdelijk. In dat geval is het noodzakelijk om vlamboogbestendige PBM’s te gebruiken zodat ernstig letsel wordt voorkomen bij een fout. Om een juiste keuze te kunnen maken op het gebied van persoonlijke beschermingsmiddelen is het noodzakelijk dat het voor elke verdeler bekend is hoeveel vlamboogenergie (gemeten in cal/cm²) er vrijkomt tijdens een fout. Dit kan variëren van een verwaarloosbaar risico met hoogstens kans op eerstegraads brandwonden tot een ernstig risico met kans op fatale verwondingen. Om de vlamboogenergie te achterhalen kun je een vlamboogstudie laten uitvoeren.
Als je in Europa op zoek gaat naar vlamboogbestendige PBM’s, dan kom je aanbieders tegen van vlamboogkleding van klasse 1 en klasse 2 volgens de norm EN 61482-1-2. Persoonlijke beschermingsmiddelen met klasse 1 of 2 op het etiket beschermen goed tegen vlambogen. Het is echter niet met zekerheid vast te stellen of deze kleding voldoende beschermt tegen het vlambooggevaar uitgedrukt in de eenheid cal/cm².
Voor een goede risicobeheersing na een vlambooganalyse zul je op zoek moeten gaan naar vlamboogbestendige kleding waarop de maximale vlamboogenergie in cal/cm² vermeld staat waarvoor het bescherming biedt op basis van EBT, ATPV of ELIM. Deze drie standaarden hanteren dezelfde testmethode, maar de mate van bescherming wordt op verschillende manieren geïnterpreteerd. EBT (Energie Break-open Treshold) en ATPV (Arc Thermal Performance Value) geven het getal weer waarbij er 50 procent kans is op een tweedegraads brandwond. De nieuwere Europese standaard ELIM (Energy Limit Value) geeft het getal weer waarbij er 0 procent kans is op een tweedegraads brandwond.